Afgesneden zijn van onszelf, van ons eigen gevoel, van ons hart is een pijnlijke zaak en maakt dat we niet echt LEVEN.
Ooit was het nodig om niet te voelen om te kunnen overleven, maar nu mag je veiligheid in jezelf ervaren.

De (h)echte draad tussen ouder en kind

Als baby komen we hulpeloos ter wereld en ook als kind zijn we voor onze verzorging en  ontwikkeling volledig afhankelijk van onze omgeving. De ouder trekt de draad door zijn aanwezigheid, stem, lichaamscontact en zal alles voor de baby reguleren: voeding, spanning, comfort, ritme,.. opdat het kind zich zou hechten. Er ontstaat een wisselwerking tussen een kind dat nabijheid zoekt en een zorgende ouder die het kind hierin wil steunen, omvatten en begrenzen. De ouder zorgt en het kind raakt gehecht. Hoe meer ze met elkaar uitwisselen, hoe dieper de relatie wordt. Een kind heeft hechtingspersonen nodig om zich te kunnen ontwikkelen tot een stabiele, zelfstandige en flexibele volwassene. Hechting gaat over ons vermogen om ons aan andere mensen te binden. Het gaat over hoe veilig we ons voelen in contact en hoe raakbaar we zijn voor elkaar. Wanneer er aan deze voorwaarden onvoldoende werd voldaan tijdens het opgroeien, kan er sprake zijn van een hechtingstrauma.

Hechting is het proces van liefdevolle interactie tussen een kind en zijn of haar verzorger(s). Een duurzame affectieve band maakt dat het kind veilig gehecht is en is bepalend voor de verdere gezonde ontwikkeling van het kind. Vanuit die veilige basis kan het zelf betrouwbare en gezonde relaties aangaan met anderen als volwassene.

Bij een hechtingstrauma was er onveiligheid in de hechting, het kind raakt afgesplitst van zijn ware zelf en heeft overtuigingen als ‘er is iets mis met mij, ik verdien geen liefde, ik ben het niet waard om van gehouden te worden. Het kind houdt in zekere zin op van zichzelf te houden.

Van het kind met pure hartskwaliteiten …

Als kind zijn we één en al hart, staan we zo open voor het leven, voor de ander, ZIJN we gewoon, voelen we wat er te voelen valt. Maar door omstandigheden in onze opvoeding en omgeving gaan we dat hartje van ons beschermen, we bouwen er een muurtje rond. Om de verbinding met de ander niet te verliezen, ‘vergeten’ we onszelf en gaan we zorgen voor de ander, zodat we ‘verzekerd’ blijven van de ‘relatie’. Wanneer je overmatig gaat zorgen voor het welzijn van je ouders, is er sprake van rolomkering en neem je als kind veel te vroeg de rol van volwassene op jou, wanneer je daar helemaal nog niet aan toe bent. Hier is dan sprake van parentificatie.

Parentificatie is de dynamiek waarbij het kind veel te vroeg de rol van volwassene heeft aanvaard en op zich heeft genomen. Deze rol past niet bij de leeftijd en het bewustzijn. Het kind krijgt reeds op jonge leeftijd de rol van adviseur, trooster of bemiddelaar, terwijl het daar te jong voor is. Parentificatie is destructief wanneer het kind niet kan voldoen aan de verwachtingen van een van de ouders.

Bijvoorbeeld:

  • De ouders gaan scheiden, en het kind wordt betrokken bij de scheidingsproblematiek. Het kind moet een van de ouders adviseren over bijvoorbeeld de financiën.
  • Een ouder met depressieve klachten die het kind om hulp vraagt of als klaagmuur gebruikt. Een jong kind heeft niet de kennis om zijn of haar ouder te helpen bij haar depressie.

Als kind ben je een ‘spons’ en ga je onbewust aanvoelen dat jij ‘dit gat moet dichten’. Je gaat zorg dragen om ‘gezien’ te worden, vanuit de onvoorwaardelijke liefde van het kind voor zijn ouders voelt het aan deze plek in het gezin te MOETEN innemen om er te MOGEN zijn. Het kind probeert om het leed voor zijn ouders te verzachten, door zich bijvoorbeeld heel lief en behulpzaam te gedragen, zich aan te passen aan de situatie, zichzelf weg te cijferen, onzichtbaar te maken, niet tot last te zijn.

De relatie tussen ouder en kind is als het ware complementair: hoe minder de ouder geeft, hoe meer het kind uit eigen aangeboren krediet zal geven omdat het kind het tekort van de ouder(s) aanvoelt. Tevens speelt hier een overlevingsmechanisme van het kind: het kan vanuit het standpunt van het kind nooit de schuld zijn van de ouder als het zorg en liefde moet ontberen.

Gezien het niet de taak en de verantwoordelijkheid is van het kind om de volwassene te troosten of ziet dat het hier niet in slaagt, zal hij het gevoel krijgen hierin te kort te schieten. Het zal bovendien eerder de schuld bij zichzelf leggen dan dat het van de levensbedreigende situatie uitgaat dat de ouder het leven niet aankan.

Diepe gevoelens van ‘te kort schieten’ hebben een laag zelfbeeld,

onvoldoende besef van zelfvalidatie en zelfafbakening tot gevolg.

Door deze zorgende rol naar anderen komt ook op latere leeftijd de zelfzorg in het gedrang en ben je je niet bewust van je eigen gevoelens en behoeften.

NOOT: Dat wil niet zeggen dat het kind helemaal niet mag zien hoe de ouder zich voelt. Het gaat erom dat de ouder laat zien dat hij voor zichzelf kan zorgen en dat hij terecht kan bij andere volwassenen om zijn behoeften te vervullen.

Het is van het uiterste belang dat kinderen van hun ouders voor hun geven erkenning krijgen.

Wanneer dit niet gebeurt, krijgen kinderen geen besef van hun geven en worden hierin grenzeloos.

Erkenning laat het kind opnieuw kind zijn.

Naar de geworden volwassene..

We hebben een arsenaal aan overtuigingen geïnternaliseerd die we meekregen via onze ouders, verzorgers, opvoeders, leerkrachten, leeftijdsgenoten, werkgevers,.. die we als ‘waarheid’ hebben aangenomen, boodschappen die we hoorden en hoe er met ons werd omgegaan. We raken afgesneden van ons gevoel, van ons lichaam en leven in ons hoofd. Dit maakt dat we overmatig gaan piekeren, weg relativeren, onderdrukken, weglachen of onszelf met van alles en nog wat afleiden.

Veel problemen waar mensen in hun leven op stuiten, zoals relatieproblemen, identiteitsvragen, verslaving, stressklachten, spierspanningen,… houden verband met de manier waarop er met ons als kind is omgegaan en met de ervaringen die we als kind hebben opgedaan. Controlepatronen die we hierbij hanteren, houden onze emoties ‘eronder’ en maakt dat we spreekwoordelijk van ons hart een steen hebben gemaakt.

Help, Ik heb pijn!

Ieder gewoon mens heeft instinctief een hekel aan pijn. Ons innerlijke, pure kind, is van oorsprong niet angstig of eenzaam, maar vol vreugde en levenslust. Door onze levenservaringen wordt ons innerlijke kind echter gekwetst, gewond en zoeken we een manier om hier mee om te gaan, zodat we die pijn niet langer hoeven te voelen. Pijn, angst en eenzaamheid voelen is geen pretje, en moet worden weggeduwd. Wanneer dit kind de aandacht krijgt die het nodig heeft, kan het genezen. Om die vreugde en inspiratie weer te bereiken, moeten we ons bewust zijn van onze eigen pijn, deze accepteren. Om onze pijn bestaansrecht te geven, moeten we deze doorvoelen.

 Zo kunnen we van deze ‘harde realiteit’ een realiteit van het hart maken.

Pijn valt maar te verdragen nadat ze erkend is. Pijn wil worden gevoeld.

Het hart en de structuur

Het hart is het innerlijke deel van de mens dat altijd bestaat en aanwezig is en dat niet door opvoeding en dergelijke is ge- of misvormd. Het is de plaats waar liefde, vergeving, vrede, geduld, mededogen maar ook pijn, moedeloosheid en wanhoop kunnen worden ervaren.

De structuur is de afdeling die onder de omstandigheden van de opvoeding en omgeving is gevormd. Hier is zowel een emotionele als mentale afdeling terug te vinden. Naast gedachten, ideeën en overtuigingen is er ook een enorm scala aan emoties, variërend van woede, jaloezie, trots, zieligheid, angst,.. te vinden.

Hart en structuur staan meestal niet op goede voet met elkaar: iemand laat zijn handelen vaak bepalen door wat ‘verstandig, handig, toegelaten of haalbaar’ is, hij volgt zijn verstand, gewoonte of emoties van woede, angst en niet de gevoelens van het hart.

Het hart voelt dus de pijn, het verdriet. De structuur maakt deze pijn. Deze pijn wordt veroorzaakt doordat de impulsen van het hart niet worden doorgelaten.

Wanneer heb jij voor het laatst gehuild, vanuit het hart?

Een kind valt op zijn knie, huilt en krijgt dan te horen: ‘ ’t is niks, dat doet toch geen pijn’. Wat er gebeurt is dit: het kind voelt wel degelijk pijn, maar krijgt tegelijkertijd de boodschap dat het geen pijn doet. Hierdoor wordt het afgeleid van zijn eigen betekenis, gevoel en lichaam. En bovendien krijgt het kind deze boodschap van zijn ouder, die voor hem een belangrijke referentievolwassene is: een volwassene die helpt de realiteit van het jonge kind te ordenen.

Gebeurt dit stelselmatig, dan ‘verdwijnt’ het kind voor een deel, we zetten een masker op om een sociaal aanvaardbaar zelf te creëren en te etaleren. Ook als volwassene leren wij zo ons ‘flink’ te gedragen, onze ‘tranen in te slikken’ en raken we de voeling met het eigen gevoel kwijt.

Huilen is echter gezond! Het bevrijdt ons van opgestapelde stress en spanning. Het para- en orthosympatisch zenuwstelsel komen weer in balans en de verschillende hersendelen gaan beter samenwerken.

Alleen huilen is vaak niet erg effectief. Pas wanneer er iemand aanwezig is die werkelijk oor en oog voor je heeft, werkelijk naar je luistert en echte aandacht heeft, zijn tranen helend en kan je je eigen pijn ontvangen net doordat deze wordt opgevangen. Dit is zo bij kinderen, maar evenzeer bij ons als volwassenen. Kwetsbaar mogen zijn is een kracht, en is de sleutel op weg naar jouw hart.

 

Als de behoefte aan huilen eenmaal wordt begrepen en erkend,

Kunnen mensen zichzelf toestaan om door hun tranen te worden geheeld.

 

Wanneer heb jij voor het laatst hartelijk gelachen?

Lachen is een uiting van blijdschap, maar evenzeer van opluchting of spanning. Lachen is gezond en heeft net als huilen een therapeutisch effect.

De hersenen maken endorfine en dopamine aan tijdens het lachen.

 

Wat brengt jou aan het lachen?

Wat maakt jou blij?

Wat bezorgt jou een innerlijke glimlach?

Kan je die ook voor jezelf voelen?